Inleiding

Het “grote” Marcussenorgel van de R.K. St. Stephanuskerk te Moerdijk is één van de belangrijkste exponenten van de nieuwe orgelbeweging die direct na de 2e Wereldoorlog ontstond. Deze periode omvat een tijdsspanne van 1945 tot 1970 en wordt aangeduid als de neobarokperiode. In deze periode wordt teruggekeerd naar het Noordduitse/Gronings ambachtelijke werkwijze uit de 17e en de 18e eeuw, met als grote voorbeeld de befaamde Hamburgse orgelmaker Arp Schnitger (1648-1719).
Het vooroorlogse fabrieksmatig gebouwde orgel met een wat onduidelijke klank maakt plaats voor een heldere en doorzichtige klank, zodat de polyfone stemmenweefsels weer goed waarneembaar zijn. Zowel orgelkas, mechaniek als pijpwerk worden weer gemaakt van eerste klas materiaal, met de hand en met grote liefde voor het vak.

De Deense firma Marcussen & Søn te Aabanraa was de eerste orgelmaker met dit nieuwe type neo-barokorgel en bracht het tot ongekende hoogte. In Nederland waren het vooral de orgelbouwers Van Vulpen uit Utrecht en D.A. Flentrop uit Zaandam die het voorbeeld van Marcussen volgden.
Marcussen bouwde in Nederland zo’n 13 orgels, waarvan er twee in Moerdijk staan.

Orgelschiedenis van de St. Stephanuskerk te Moerdijk

De orgelgeschiedenis van de Moerdijkse St. Stephanusparochie is nog vrij jong en begint pas in 1958 bij het gereedkomen van de nieuwe parochiekerk. De kerk doet een beetje Italiaans aan: de kerk wordt helemaal in het wit opgeleverd, met een losstaande toren met drie luidklokken er in, een zgn. campanella. De kerk wordt groots opgezet omdat de planologen verwachtten dat het dorp Moerdijk een belangrijke economische en culturele plaats zou worden met veel inwoners uit de Randstad. De kerk moet ook een cultureel middelpunt gaan worden. Vandaar ook het besluit om een groot orgel te bouwen, niet alleen voor liturgisch maar vooral voor concertgebruik.
Terugkijkend zien we dat één en ander heel anders is gelopen: de toekomstverwachtingen waren te hoog gespannen, Moerdijk blijft een klein dorp dat langzaam leegloopt.

Het Rampenfonds

Moerdijk had in de oorlog en tijdens de watersnoodramp van 1953 veel geleden, het dorp was vrijwel verwoest. De Deense staat gaf speciaal gelden voor de herbouw van orgels in het rampgebied, onder de voorwaarde dat ook Deense orgelmakers enkele opdrachten zouden krijgen.

Het Rampenfonds bepaalde dat Moerdijk een orgel zou krijgen van de befaamde Deense orgelmaker Marcussen & Søn te Aabanraa. Het liet zich voorlichten en ook daadwerkelijk binden aan de adviezen die vanuit de Orgelcommissie van de Nederlands Hervormde Kerk gegeven werden. Met name de heren Willem Hülsmann (Amersfoort) en Lambert Erné (Utrecht) waren de smaakmakers in die tijd. Erné liet in zijn Utrechtse Nicolaïkerk ook een groot Marcussenorgel bouwen (1956), een orgel dat grote faam in Nederland en daarbuiten zou krijgen. Na het gereedkomen van de St. Stephanuskerk werd er een orgel besteld bij Marcussen. Doordat deze echter een grote orderportefeuille had kon de realisatie van het nieuwe orgel pas 1962 een aanvang nemen.

Realisatie van het Orgelproject

Er moest dus voor een aantal jaren een tussenoplossing worden gezocht die zich al snel aandiende. De orgelmakers Gebr. Van Vulpen te Utrecht bouwden een kopie van het Sweelinckorgel, het allereerste orgel dat de firma Marcussen in 1953 voor Nederland had gebouwd voor de N.C.R.V. studio te Hilversum.

Van Vulpen bouwde dit instrument met twee bedoelingen: het bescheiden twee-manualige orgel zou tijdens de Wereldtentoonstelling 1958 te Brussel in het Nederlandse Paviljoen opgesteld staan. Vervolgens zou dit orgel definitief geplaatst worden als Rampenfondsorgel in de Gereformeerde Kerk van Geersdijk (Zeeland). In 1958 was de nieuw te bouwen kerk van Geersdijk echter nog niet klaar en dus werd het Van Vulpenorgel vanuit Brussel naar Moerdijk gebracht en opgebouwd op het priesterkoor van de kerk. Totdat de Geersdijkse kerk gereed zou zijn mocht het instrument in Moerdijk blijven. Rond 1961 was het zover, het orgel verhuisde naar Geersdijk. Weer kwam er een tijdelijke oplossing: in 1962 kwam er een 2′ positiefje met één manuaal en vijf registers van Marcussen naar Moerdijk. Dit instrumentje zou blijven staan totdat het grote drie-manualige orgel vanuit Denemarken zou zijn afgeleverd.

Tweede Vaticaans Concilie 1962

Toen deden zich enkele vervelende complicaties voor. In 1962 werd tijdens Tweede Vaticaanse Concilie bepaald dat, liturgisch gezien, de volkszang in de eigen taal prioriteit moest krijgen. Vele kerkkoren verhuisden van de koorzolder naar het priesterkoor. De toenmalige pastoor-deken van Moerdijk wilde nu koste wat kost het grote orgel beneden in de nis (transept) van de kerk opgesteld hebben, en niet op het nog te bouwen oksaal boven de hoofdingang van de kerk. Adviseurs Erné en Hülsmann van de orgelcommissie waren echter mordicus tegen: het grote orgel moest en zou op een balkon boven de hoofdingang van de kerk komen. Geen discussie mogelijk…. Patstelling…

Affaire Orgeloksaal

De pastoor wenste geen opdracht te geven voor het bouwen van het orgelbalkon en wilde, als het toch gerealiseerd zou worden, er niet aan meebetalen. Tijdens een tussentijds bezoek eind 1964 van directeur Zachariassen van Marcussen moest hij tot zijn verbijstering constateren dat er helemaal geen orgelbalkon was. En het orgel was gereed om verscheept te worden naar Moerdijk.

Het orgel moest echter wel weg uit Aabenraa. Wegens plaatsgebrek kon Zachariassen het orgel niet langer in zijn werkplaats houden: het volgende orgel was al in aanbouw. Het nieuwe orgel werd derhalve opgeslagen in de Mariakapel van de kerk, in afwachting van het orgelbalkon.
De pastoor-deken van Moerdijk vond dat het Rampenfonds ook maar het balkon moest betalen, want hij had nooit om een balkon gevraagd. Het Rampenfonds liet weten het orgel al geschonken te hebben en niet van zins te zijn om ook nog het balkon te betalen. Maar om de genânte situatie op te lossen heeft het alsnog de bouw van het balkon betaald.

RK Orgelmakers protesteren

Opgemerkt moet worden dat de R.K. orgelmakers in Nederland niet blij waren dat Protestants/Lutherse orgelmakers met opdrachten voor R.K.Kerken werden voorzien ten koste van hen (o.a. de Bredase Sacramentskerk met Flentrop). De Orgelcommissie van de Nederlands Hervormde Kerk, het officiële adviesorgaan van het Rampenfonds, legde deze bezwaren naast zich neer en hield voet bij stuk. Zeer spaarzaam mocht een R.K. orgelmaker een instrument voor het Rampenfonds bouwen, zoals bijv. het orgel voor de R.K. Rectoraatskerk van de Paters Capucijnen in Rilland-Bath (Zeeland) door orgelmaker Verschueren uit Heythuysen.

Marcussen en Adviseur Lambert Erné

Bij het ontwerp van het Moerdijkse orgel werden door Marcussen twee frontontwerpen en twee ontwerpdisposities voorgesteld. Erné keurde het eerste frontontwerp af en ging akkoord met het tweede ontwerp: het huidige front. De eerste dispositie die Marcussen voorstelde bevatte een extra Spitsgamba 8′ op het Hoofdwerk t.b.v. de R.K. liturgische zang, die toch vooral een koorbegeleiding was. Een Dulciaan 16′ werd in het Rugwerk gedisponeerd. Erné keurde de Spitsgamba af en vond dat de Dulciaan 16′ op het Hoofdwerk moest staan. Aldus geschiedde. Om het orgel geschikter te maken voor de R.K. erediensten werden alle labia van de pijpen naar achteren gezet om de klank iets minder direct te maken. Erné’s eigen Marcussenorgel in de Utrechtse Nicolaikerk was vrij scherp van karakter. Zelf zei hij hierover: “Hier staat het orgel van de Deen; zo scherp als deze vindt ge er geen”.

Wijding en ingebruikname

Pas in november 1966 werd het orgel plechtig ingewijd tijdens een ‘Lof’ op een zondagmiddag. De inspeling geschiedde door Lambert Erné. De eindkeuring van het orgel verliep uitstekend en er was veel lof voor orgelmaker en instrument. Een absolute topper… Onder de deskundigen die de eindkeuring verrichten bevond zich o.m. Gustav Leonhardt, organist en clavecinist te Amsterdam.

Koororgel

Prettige bijkomstigheid was dat men voor het als tijdelijk geplaatste koororgeltje geen goede bestemming had, waardoor het permanent in Moerdijk mocht blijven staan. Een luxe… Twee fantastische orgels in één kerk. Het koororgel is het kleinste Marcussen orgel in Nederland en bevindt zich net als het grote orgel in prima en nog authentieke staat, precies zoals Marcussen ze indertijd in Moerdijk heeft afgeleverd.